Vandaag zullen we per ferry de ’Cook Strait’ oversteken, het water tussen de Tasmanzee en de South Pacific Ocean wat ons naar het Noordelijk eiland zal leiden. We rijden vanuit Kaikoura via de bekende wijngebieden van Marlbourough naar Picton waar de Ferry zal vertrekken. We stoppen even bij de Saint Clair wijngaard waar we -na een korte proeverij door Babs- een paar flessen wit (Sauvignon) inslaan. Hierna neemt Hit noodgedwongen het stuur weer over en rijden we naar Picton.
Aangekomen bij de terminal kunnen we direct doorrijden en de camper in de rij voor de boot zetten. We hebben al gereserveerd en betaald. Omdat we drie kwartier te vroeg zijn en omdat eerst alle vrachtwagens en containers op het schip worden gereden, duurt het nog even voordat we de camper op het schip kunnen rijden. Het schip (gebouwd in Nederland) is gigantisch groot met in totaal tien verdiepingen. We parkeren de camper op dek vijf (handrem er op!) en begeven ons naar het passagiersdek wat begint op de zevende verdieping. Hier zijn restaurants, cafés, wc’s, zakjes voor de zeezieken, een bioscoopruimte en slaapvertrekken – alles wat je nodig hebt om de drie uur durende tocht te kunnen overleven. Na een drankje gaan we naar het Sundeck op de tiende verdieping. Helaas is het meer ’deck’ dan ’sun’ want het is bewolkt en het regent af en toe een beetje. Toch is het uitzicht prachtig, met het steeds kleiner wordende Picton in de rug varen we door de Marlbourough Sounds richting de opening naar de zee. Het eerste gedeelte gaat door de grootste Sound, de Queen Charlotte Sound, die we een paar dagen geleden al vanaf het vaste land hebben bewonderd. De Marlbourough Sounds (eigenlijk ook fjorden) zijn veel minder hoog en steil dan de fjorden bij Milford, maar daardoor niet minder indrukwekkend. Ze zijn erg breed en het water lijkt hier helder groen. Aangekomen bij de Cook Strait versnelt de boot en krijgen we nog één kans om het Zuidereiland vaarwel te zwaaien. We gaan weer naar beneden en relaxen een paar uur op het schip.
Bijna aangekomen in Wellington lopen we weer naar het Sundeck, waar het nu heel hard waait. We zien de -bijna ronde- baai van de hoofdstad van Nieuw Zeeland, met in het midden een klein eilandje. Als we aanmeren kunnen we weer onze camper in en het schip afrijden.
We hebben midden in de stad, aan de Customhouse Quay bij Wellington Harbour, een motorhome park gezien waar we graag een nachtje willen overnachten. Aangekomen bij deze ’camping’ blijkt het niet meer te zijn dan een grote parkeerplaats met wc- en douchegebouwen. Je moet je voorstellen dat je gaat kamperen op een parkeerplaats in de haven van Rotterdam, midden tussen de oude havengebouwen omgebouwd tot een soort Westergasfabriek terrein, naast een druk kruispunt aan de kantoorgebouwen van de Zuidas van Amsterdam. Terwijl wij in onze kloffie naar de douches gaan, loopt half zakelijk Wellington door onze voortuin. Maar het ligt heel centraal en het is daarom voor ons een prima plek om vanuit hier de stad te verkennen.
We wandelen langs het water door de haven. Dit deel van het haventerrein is omgebouwd tot een levendig stukje stad met restaurants en cafés. We vermoeden dat er binnenkort een marathon plaats zal vinden want er komen veel joggende Wellingtonners voorbij (al rennend bepakt met rugtas). Aan het einde van de Quay ligt het Nationale Museum van Nieuw-Zeeland, het Te Papa museum. Het is nu al gesloten, maar morgenvroeg zullen we het bezoeken. Via een rondje door de stad, waar we vooral gesloten winkels, theaters en restaurants tegenkomen, komen we weer terug bij de haven waar we wat gaan eten bij een Italiaan.
Als we wakker worden op onze parkeerplaats onder het stoplicht horen we van de eigenaar van het Motor Camp dat we ook wel om 13.00 mogen vertrekken ipv. om 10 uur. Dit geeft ons de kans om het Te Papa museum te bezoeken. Na een ontbijt aan het Civic Square, waar het stadhuis en culturele instellingen gevestigd zijn, gaan we het museum binnen.
Het Te Papa museum is qua oppervlakte één van de grootste musea ter wereld. Het vertelt de geschiedenis van de landschappen en bewoners van Nieuw-Zeeland. De volledige naam van het museum is ’Te Papa Tongarewa’ wat zoiets betekent als ’ons plekje’. Het valt meteen op dat het er erg druk is. Het museum is -afgezien van sommige tijdelijke tentoonstellingen- gratis voor iedereen. Wanneer je als land je nationale museum gratis maakt, dan komt dus ook iedereen. Het is een interactief museum waar je de Nieuw-Zeelandse geschiedenis en natuurverschijnselen ook echt kunt ervaren. Zo kun je bijvoorbeeld een huisje in waar een naschok van een aardbeving te voelen is. Ook kun je voelen hoe zwaar de verschillende lagen van de aarde zijn. Je kunt er een metersgrote inktvis bekijken met ogen zo groot als voetballen. Je kunt er ook meer te weten komen over de geschiedenis van de Maori’s, over de overeenkomst die zij hebben gesloten met het Engelse koninkrijk en over de jarenlange immigratie van Europeanen en andere volkeren. Het regent buiten dus wij vermaken ons prima.
Om kwart voor één halen we de camper op en rijden we richting het Noorden via de kust naar Wanganui.
2 reacties op “Ons plekje”
Ik kan me voorstellen dat het museum indrukwekkend was met al die interactieve dingen. Ik heb jaren geleden (volgens mij was jij daar ook bij Bar!) ook iets dergelijks, maar dan op veel kleinere schaal dan jullie beschrijven natuurlijk, meegemaakt in het Tropenmuseum in Amsterdam. Daar hadden ze een Arabisch straatje nagemaakt compleet met geluiden en vooral geurtjes.
Ja, die geluiden en geuren bij dat ver-weg-straatje herinner ik me ook van het Tropenmuseum. Maar in zo’n supermuseum in Wellington zal het allemaal wel iets grootser zijn. Spelen de Maori hier op het Noordereiland eigenlijk een grotere rol dan op het Zuidereiland, want ik heb jullie daar tot nu toe niet over gehoord.
Waarschijnlijk is het ook wel leuk om weer eens in een iets grotere stad te zijn waar je kunt kiezen uit verschillende eetgelegenheden.